Zaterdag twee weken geleden waren de PS-leden op bezoek in het Eurode-business center op de grens van Kerkrade en Herzogenrath. Op deze plek - precies op de grens van Nederland en Duitsland - werd een workshop gehouden over de noodzaak tot verdere internationalisering van onze provincie. Aanleiding was het rapport van de Commissie Hermans. In juni 2007 riep hij in zijn rapport de staatssecretaris op om van Limburg een experimenteerregio te maken voor betere grensoverschrijdende samenwerking. Overigens wordt met 'internationalisering' in dit geval bedoeld: nauwere samenwerking tussen Belgisch-Limburg, Nederlands-Limburg, de regio Luik en de regio Aken.
Waarom is dit rapport Hermans belangrijk? Welnu, er zijn nogal wat mensen uit onze provincie die in de omliggende regio's werken en veel hinder ondervinden van de huidige - nationale - wetgevingen op het gebied van belastingen en sociale- en rechtszekerheid. Ik heb het twee jaar aan den lijve mogen ondervinden toen ik in Geleen woonde maar in Dusseldorf werkte. Er is een enorm gedoe met verzekeringen, risico op dubbele belastingbetaling, leasekostenberekening van de auto en noem maar op. Dat is niet bevorderlijk voor de mobiliteit van mensen die binnen een half uur rijden makkelijk twee landsgrenzen kunnen oversteken. Ook voor bedrijven is deze situatie erg lastig. Dit heeft ertoe geleid dat de provincie Limburg de rijksoverheid heeft gevraagd om zogeheten proefregio te worden, waarbij een aantal specifiek nationale bepalingen tijdelijk kunnen worden vervangen/buiten werking gezet ten gunste van regionaal georiƫnteerde regelingen. Natuurlijk moet een dergelijke 'dispensatie' ook voor Belgisch-Limburg, Luik en Aken gaan gelden. Geen gemakkelijke operatie en vooralsnog heeft het Rijk Limburg wel de status van 'proefregio' beloofd, maar is er formeel nog niets geregeld.
Terug naar de workshop. De twee gastsprekers waren niet de minste: prof. Luc Soete is directeur van het Economic Research Institute for Innovation and Technology van de Universiteit Maastricht en was lid van de Commissie Hermans. Soete wordt vaak door overheid en bedrijfsleven geraadpleegd als het gaat om het signaleren van innovatietrends. De tweede gastspreker was dr. Martin Hinoul, business manager van de afdeling Research&Development van de universiteit Leuven. Hinoul is daarnaast ook lid van de Taskforce Versnellingsagenda voor Limburg.
Om een lang verhaal beperkt te houden: beide heren gaven aan dat zich een heel duidelijke technologiedriehoek aftekent die zijn gelijke - zeker qua internationale dimensie - in Europa nog zoekt. Het gaat dan om de driehoek Leuven-Eindhoven-Aken. De samenwerking tussen m.n. de universiteiten uit deze driehoek levert een buitengewoon hoog niveau aan technologiekennis op en leidt tot een explosieve groei van startende veelbelovende technologiebedrijfjes. Terzijde: Aken telt jaarlijks het hoogste aantal startende hightech bedrijfjes in Europa! Nog verdergaande samenwerking wordt alleen beperkt door sterk verschillende nationale wetgeving. Dit heeft Hermans in zijn rapport ook gesignaleerd en zijn conclusie is dan ook dat nationale wetgeving zich op punten die te maken hebben met regionale economische ontwikkeling een stukje moet terugtrekken. Laat dit de betrokken regio's zelf doen, stelt hij.
Soete en Hinoul maken tijdens hun presentatie pijnlijk duidelijk dat Nederlands-Limburg op technologisch vlak eigenlijk een groot technologisch 'zwart gat' is: wij hebben geen technische universiteit terwijl juist een technische universiteit de aanjager is voor de kenniseconomie en dus groei. Dit ‘gat’ kan volgens Soete en Hinoul maar in beperkte mate worden opgevangen door het (overigens uitstekend beoordeelde) technisch onderzoek aan onze twee Limburgse hogescholen. Op medisch onderzoek na, doet de UM niet aan technisch-wetenschappelijk onderzoek. Onze grote bedrijven met hun research centers zijn weliswaar van hoge kwaliteit, maar zijn - in de ogen van Hinoul en Soete - vooral bezig met korte-termijn onderzoek gericht op concrete producten voor hun commerciĆ«le opdrachtgevers. Op mijn vraag of zij ervoor pleiten dat we in Limburg de UM tot een technische universiteit moeten omvormen, antwoorden zij positief. Soete stelt dat dit het best kan gebeuren door de UM en de RWTH-Aken zeer nauw met elkaar te laten samenwerken. Mijn indruk is dat Soete daarmee bedoelt dat we moeten komen tot een regio-universiteit Aken-Maastricht. Soete en Hinoul wijzen er nog eens op dat juist in de directe omgeving van technologie-universiteiten de meeste nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid ontstaat. Aha! Volgens mij bedoelen de heren dat veel jonge hoogopgeleide techneuten het liefst hun werkplek zoeken bij hun oude Alma mater, vooropgesteld dat de regio aan een aantal basisvereisten voor het opstarten van een eigen bedrijfje kan voldoen. Met andere woorden: als wij een goed vestigingsklimaat hebben voor starters - denk aan: starterskredieten, business incubators, goedkope maar goed uitgeruste werkunits, gedeelde onderzoeksfaciliteiten etc - dan is er een goede kans dat de afgestudeerden niet meteen hun biezen pakken en naar de Randstad vertrekken omdat er hier niets voor hen is. Is het dan een grote stap om te stellen dat de UM in zijn huidige vorm, met de nadruk op de studies economie en rechten (ik laat medisch even buiten beschouwing), onbedoeld onze Limburgse jongeren vooral opleidt voor een leven buiten Limburg, terwijl een technologie-universiteit Aken-Maastricht ervoor zou zorgen dat jonge mensen in Limburg blijven wonen en werken?? Ligt hier een stukje van de puzzel die demografische ontwikkeling heet? Met dit als achtergrond: natuurlijk zouden de (on)mogelijkheden nader onderzocht moeten worden, zijn er vele mitsen en maren en zijn er nog tal van andere belangen die mee wegen, maar op grond van de resultaten van deze workshop heeft een nieuwe universiteit Aken-Maastricht mijn steun, ook als dat betekent dat de UM (een deel van) zijn onafhankelijkheid zou moeten opgeven!
Wat kunnen we als provincie doen? Naast het faciliteren van zaken als bedrijfsunits, gedeelde onderzoekscapaciteit en starterskredieten, moeten we - wat mij betreft - ons richting de betrokken nationale overheden en richting Brussel vooral inzetten voor de ontwikkeling van gezamenlijke curricula en (erkenning van) gezamenlijke diploma's.