Vorige week brachten de Limburgse en Gelderse Provinciale Staten een bezoek aan de Bezirksregierung in Düsseldorf. Dit soort bezoeken zijn wederzijds en bedoeld om elkaar te informeren over politieke, sociale en economische ontwikkelingen aan weerskanten van de grens. Om even een beeld te schetsen: de Bezirksregion Düsseldorf loopt van Kleve/Wesel tot net boven Aken en telt 5,3 miljoen inwoners. Dat is meer dan de bevolkingen van Limburg en Gelderland samen. De Bezirksregion bestaat dan weer uit een groot aantal Kreise (zeg maar: gemeenten met meerdere dorpen en kleine steden) en enkele Kreisfreie Städte. Voorbeelden hiervan zijn Mönchengladbach of Duisburg. De Bezirksregierung is het hoogste politiek verantwoordelijke orgaan dat voor de ontwikkeling van die hele regio moet zorgen.
Vanuit Limburg waren zo’n 20 Statenleden met enkele ambtenaren naar Düsseldorf gekomen. De Duitsers hadden een paar heel concrete zaken op de agenda geplaatst waar ze met de Nederlanders over wilden praten:
1) ontwikkeling van Greenport Venlo
2) mobiliteit in de grensregio
3) detailhandel, ontgrondingen en hoogwaterbestrijding
In de werkgroepen gebeurt vervolgens precies wat ik verwacht: de Duitse “Gründlichkeit” slaat toe. En terecht overigens! De Duitse politici hebben zich goed voorbereid en stellen zeer gerichte vragen. De meeste Nederlandse Statenleden worden hierdoor verrast: voor hen is het vooral een gelegenheid om te netwerken. Vragen en problemen zijn er om later opgelost te worden. Aangezien wij bij de Duitsers op bezoek zijn, vind ik dat we ons aan hen hadden moeten aanpassen.
Terwijl ik mij wel had voorbereid voor werkgroep 2 (mobiliteit), kreeg ik net voor aanvang het verzoek om te ruilen en deel te nemen aan werkgroep 3. OK….. even diep nadenken wat ik van de onderwerpen weet, waar de mogelijke gevoeligheden liggen en wat ik wel/niet kan zeggen. Net wat je denkt: ik ben hiervoor onvoldoende voorbereid. Vervolgens blijkt ook dat er maar twee Limburgse Statenleden in die werkgroep zitten.
De vragen van de Duitse CDU-werkgroepvoorzitter zijn direct en hebben een niet mis te verstane achtergrond. Zeven jaar geleden ging de discussie over een gezamenlijke ontwikkeling van een groot winkelcentrum. Düsseldorf had eigen plannen aan de grens, net als de gemeenten Roermond en Maasmechelen. Iedereen was het erover eens: drie van deze centra in een straal van minder dan 100 km was teveel. “En wat gebeurt er… in plaats van overleg over een gezamenlijk plan, horen we op het ene moment over het Design Outlet Centre (DOC) in Roermond en voordat we ons omgedraaid hebben, staat het ding er ook al. Het heeft de economische ontwikkeling aan onze kant behoorlijk beschadigd. U zult begrijpen dat dit soort zeer snelle activiteiten bij ons leidt tot bezorgdheid voor toekomstige ontwikkelingen.” Even later zal blijken dat de voorzitter met deze opmerking specifiek doelt op Greenport Venlo.
Nu vinden de meeste Limburgers – en zeker in het Roermondse – het DOC een groot succes en ze zijn er trots op. Dat geldt ook voor mij en ondanks dat hij niet van mijn eigen partij is, kan ik Jos van Rey (wethouder in Roermond en Statenlid voor de VVD) met het realiseren van de plannen eigenlijk alleen maar complimenteren. Ik probeer dan ook de Duitsers duidelijk te maken dat de provincie Limburg in dit opzicht misschien anders werkt dan de Bezirksregierung. Niet alleen hebben onze gemeenten een grotere eigen beslissingsbevoegdheid over dit soort zaken, maar daarnaast hebben we in Limburg vooral een beleid van “economische activiteiten van particulieren toestaan, tenzij…”. De Duitsers zijn hier veel voorzichtiger: economische ontwikkeling wordt nauwgezet gepland en als specifieke particuliere initiatieven hierin niet passen, worden deze – voor zover mogelijk – ontmoedigd. De Duitsers hadden in het geval van het DOC duidelijk te weinig informatie over onze manier van werken. Tegelijkertijd merk ik op dat Limburg geografisch gezien wel erg smal is: bij bijna ieder groter particulier initiatief bestaat de kans dat belangen aan de andere kant van de grens worden geraakt. En omgekeerd gebeurt het ook: Maasmechelen heeft haar eigen Outlet Centre erdoor gedrukt, ook al heeft onze provincie de afgelopen jaren meermaals laten weten dat zij van mening is dat het Centre te dicht op het DOC gebouwd zou worden, waardoor beide schade zouden ondervinden. Het heeft Maasmechelen er niet van weerhouden toch door te zetten. Een toepasselijk Duits spreekwoord zegt: "Wie Du mir, so ich Dir!" Ondertussen zitten de Duitsers in de grensregio wel zonder eigen economische motor en als we die koopkracht structureel moeten missen is dat ook voor onze eigen verdere ontwikkeling niet goed.
Dat brengt het gesprek vrijwel automatisch op Greenport Venlo. Greenport is zich in Noord-Limburg aan het ontwikkelen tot een enorme economische motor: naast FloraHolland (20% van de Nederlandse bloemen en planten worden via deze veiling verhandeld) is er de grote groente- en fruitbeurs met bijbehorende logistieke bedrijvigheid. Met het binnenhalen van de Floriade als grote publiekstrekker wil Greenport zich definitief als grote Europese speler op de Europese agri-business markt op de kaart zetten. Ook hier zijn de Duitse collega’s bezorgd: in de Duitse NiederRhein-regio - en vooral de grote Bezirke Kleve en Wesel - werkt 15% van de mensen ook in de agri-business en zijn er een groot aantal kwekers en telers actief. Door zo exclusief te focussen op Greenport Venlo is men bang dat de Duitse regio klanten gaat verliezen. Immers: Venlo wordt een enorme ‘one-stop-shop’ voor handelaren en particulieren uit heel Europa. En laten we niet vergeten: Duitsland is voor Greenport bij verre de grootste afzetmarkt.
Ik zie wel iets in de Duitse argumenten: in de werkgroep zeg ik toe mij sterk te maken voor – op zijn minst – een naamswijziging van Greenport Venlo naar een Greenport Maas-NiederRhein. Wij in Limburg moeten ons er van bewust zijn dat de NiederRhein een groot potentieel heeft aan bedrijven die voor Greenport heel interessant zijn. Bovendien komen ook veel werknemers in de Limburgse bedrijven uit de Duitse buurgemeenten. We hebben er alle belang bij – zeker ook in commercieel opzicht - dat we Greenport in de ogen van de rest van Europa niet positioneren als ‘dat leuke kleine provinciestadje waar ze ook in bloemen doen’. Greenport en de gemeente Venlo moeten zelf groter denken en zich manifesteren als een geïntegreerd internationaal samenwerkingsverband. Terzijde: wat blijkt? Als we een paar dagen later als Economische Commissie bij Greenport op bezoek zijn, blijkt gedeputeerde Herman Vrehen zelf ook de naam “Greenport Maas-NiederRhein” te willen hanteren. In zijn latere presentaties doet hij dat inderdaad ook. Nu maar hopen dat de directies van FloraHolland en ZON-veiling dat ook zo gaan zien.
Tenslotte waren de ontgrondingen aan de beurt. Ook hier zorgen vanuit de Bezirksregierung: verreweg de meeste zand- en grindwinning aan de Duitse kant gebeuren door Nederlandse bedrijven. Als de groeves leeg zijn, blijven de Kreise achter met grote gaten gevuld met water. Men laat ons een Google-Earth presentatie zien die dit ook bevestigt. Uit hun vragen blijkt dat de Duitse collega’s een verkeerd beeld hebben van ontgronding in Limburg. Ze denken dat de Nederlandse afgravers vooral werken om aan de vraag naar zand en grind in Limburg en Gelderland te kunnen voldoen. De Duitsers vragen ons om samen met hen na te denken over beperking van de vraag en gezamenlijk te zoeken naar alternatieven. Ik wijs de Duitsers erop dat Limburg en Gelderland zelf ook exporteurs zijn van zand en grind naar de rest van Nederland. Tot 1 januari 2008 ligt er Rijksbeleid waarin precies staat hoeveel onze provincies jaarlijks moeten afgraven om aan de vraag in het westen van ons land te voldoen. We kunnen – tot nu – niet veel anders. In feite zitten onze Oosterburen en wij in hetzelfde schuitje. Met behulp van een gespecialiseerde ambtenaar (waarvoor mijn dank!) kan ik wel aangeven dat we in Limburg toch anders denken over zand- en grindwinning: in tegenstelling tot Duitsland stellen we hier aanvullende eisen aan onze afgravers: om een vergunning te krijgen moeten ze vooraf duidelijk aangeven op welke manier ze na afloop van de ontgronding het terrein een nieuwe natuur- en maatschappelijke functie geven. Denk aan: recreatie, wonen op het water etc etc. We vragen als provincie creativiteit van onze ondernemers. Op die manier voorkomen we dat we in Limburg achterblijven met alleen grote gaten gevuld met water. Tot mijn verrassing zien de Duitsers hier iets in. Afspraken na afloop van de sessie zijn gauw gemaakt: binnenkort gaan delegaties over en weer bij elkaar op bezoek om van elkaar te leren. Wordt vervolgd…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten