Om beter zichtbaar te zijn voor de Limburgse burgers heeft Provinciale Staten besloten om meer buitenshuis te vergaderen, meestal in combinatie met een werkbezoek aan een bedrijf of instelling. Op die manier zien we als Statenleden de praktische vertaling van de consequenties van de besluitvorming in Provinciale Staten.
Het werkbezoek begon afgelopen vrijdag om 08.00 uur bij FloraHolland. Dit bedrijf is een groot veilinghuis voor alles wat zich bloem of plant mag noemen. Wij kijken bij de grote afslagklokken en ik verbaas me over de rust. De bedrijvigheid op de vloer is zeer beperkt en er wordt vooral schoongemaakt. Logisch natuurlijk: de veiling is vooral in de vroege ochtenduren, waarna de goederen via de logistieke bedrijven – of in aanhangertjes van kleine zelfstandige bloemisten – de rest van Europa intrekken. FloraHolland is niet voor de particulier, maar een handelaar vindt er alles wat hij/zij nodig heeft. Een goed voorbeeld is de Cash&Carry op de begane grond van het bedrijf, die uitpuilt van de kerstartikelen.
Van FloraHolland gaat het naar de naastgelegen ZON-Veiling. Dit is een verkooporganisatie van professionele ondernemers in de tuinbouw. Denk aan: boontjes, spruitjes, cherry-tomaten en komkommers… Via ZON worden de produkten – op dezelfde manier als bij FloraHolland – verhandeld. Op het Greenport-terrein zijn vervolgens een groot aantal bedrijven gevestigd die de tuinbouwprodukten schoonmaken, inpakken, sorteren of voorkoken. Ieder marktsegment voor consumenten – van Albert Heyn tot aan Aldi – is hier vertegenwoordigd en de bedrijven zorgen er samen voor dat de groenten en fruit op tijd in de schappen liggen. Heel indrukwekkend.
Van de directeuren van beide organisaties kregen we uitvoerig uitleg, aangevuld met een presentatie van Fontys over de nieuwe opleidingsprogramma’s voor studenten. Hiermee sluit Fontys aan op de vraag van de Greenportbedrijven naar goed gekwalificeerd personeel. Het wordt snel duidelijk dat Greenport een zeer efficiënt en doordacht concept is dat Noord-Limburg grote werkgelegenheid en economische ontwikkeling gaat brengen. Petje af!
De vergadering van de Commissie Economisch Domein – waar ik deel van uitmaak – is deze keer kort. Het belangrijkste punt betreft een evaluatie van de landelijke toerismecampagne “Limburg – Liefde voor het Leven”. Toevallig had ik een week eerder de slogan ook op de achterkant van een stadsbus in Driebergen (provincie Utrecht) gezien. Het contract voor de uitvoering van het toerismebeleid was enige jaren geleden gegeven aan de Samenwerkende VVV’s Limburg (SVL). De vraag was nu of we het contract moesten vernieuwen of dat we andere – wellicht particuliere - partijen een kans zouden moeten geven om Limburg op de toeristische kaart te zetten.
Overigens doen we het niet slecht: in de landelijke top-tien van meeste toeristische overnachtingen staat Limburg op plek 2. De discussie gaat vooral over de problematische samenwerking tussen de VVVs onderling, de werkwijze van de Regio-VVVs Noord/Midden en Zuid en de moeizame samenwerking van deze organisaties met de ondernemers. Problemen zijn er vooral in Noord- en Midden-Limburg, waar de overkoepelende Regio-VVV nu uit elkaar valt en er volstrekt geen vertrouwen meer bestaat tussen VVV-directie, ondernemers en overige spelers. De conclusie is vrij snel getrokken en wordt breed gedragen: het voorstel van Gedeputeerde Staten om nu andere partijen een kans te geven om Limburg als top-vakantieregio te presenteren, wordt in hoofdlijnen gevolgd. In een volgende vergadering van Provinciale Staten zal de conclusie dan in een besluit worden omgezet. De Commissie gaat overigens niet akkoord met het voorstel van GS om de regie-rol bij het uitvoeren van het toerismebeleid in te ruilen voor een meer terughoudende rol. Daarvoor is de huidige spanning tussen de partijen veel te groot. Met ons toerismebeleid en –imago mag je geen experimenten uitvoeren. We hebben een sterk imago op dit gebied en dat moet behouden blijven.
Deze weblog gaat over politieke onderwerpen in de provincie Limburg. Ik ben Provinciaal Statenlid voor de PvdA en schrijf vanuit de volgende visie: “Een economisch en sociaal sterk Limburg waar werk is voor iedereen, waar iedereen kan meedoen en we goed onderwijs hebben voor alle niveaus. Waar iedereen zich thuis en veilig voelt en we bekend zijn om onze gastvrijheid. Waar we respect tonen voor elkaar en we eerlijk delen”. Wilt u reageren, stuur een email naar: pvda@pennings.biz.
maandag 22 oktober 2007
Samenwerken met je buren…
Vorige week brachten de Limburgse en Gelderse Provinciale Staten een bezoek aan de Bezirksregierung in Düsseldorf. Dit soort bezoeken zijn wederzijds en bedoeld om elkaar te informeren over politieke, sociale en economische ontwikkelingen aan weerskanten van de grens. Om even een beeld te schetsen: de Bezirksregion Düsseldorf loopt van Kleve/Wesel tot net boven Aken en telt 5,3 miljoen inwoners. Dat is meer dan de bevolkingen van Limburg en Gelderland samen. De Bezirksregion bestaat dan weer uit een groot aantal Kreise (zeg maar: gemeenten met meerdere dorpen en kleine steden) en enkele Kreisfreie Städte. Voorbeelden hiervan zijn Mönchengladbach of Duisburg. De Bezirksregierung is het hoogste politiek verantwoordelijke orgaan dat voor de ontwikkeling van die hele regio moet zorgen.
Vanuit Limburg waren zo’n 20 Statenleden met enkele ambtenaren naar Düsseldorf gekomen. De Duitsers hadden een paar heel concrete zaken op de agenda geplaatst waar ze met de Nederlanders over wilden praten:
1) ontwikkeling van Greenport Venlo
2) mobiliteit in de grensregio
3) detailhandel, ontgrondingen en hoogwaterbestrijding
In de werkgroepen gebeurt vervolgens precies wat ik verwacht: de Duitse “Gründlichkeit” slaat toe. En terecht overigens! De Duitse politici hebben zich goed voorbereid en stellen zeer gerichte vragen. De meeste Nederlandse Statenleden worden hierdoor verrast: voor hen is het vooral een gelegenheid om te netwerken. Vragen en problemen zijn er om later opgelost te worden. Aangezien wij bij de Duitsers op bezoek zijn, vind ik dat we ons aan hen hadden moeten aanpassen.
Terwijl ik mij wel had voorbereid voor werkgroep 2 (mobiliteit), kreeg ik net voor aanvang het verzoek om te ruilen en deel te nemen aan werkgroep 3. OK….. even diep nadenken wat ik van de onderwerpen weet, waar de mogelijke gevoeligheden liggen en wat ik wel/niet kan zeggen. Net wat je denkt: ik ben hiervoor onvoldoende voorbereid. Vervolgens blijkt ook dat er maar twee Limburgse Statenleden in die werkgroep zitten.
De vragen van de Duitse CDU-werkgroepvoorzitter zijn direct en hebben een niet mis te verstane achtergrond. Zeven jaar geleden ging de discussie over een gezamenlijke ontwikkeling van een groot winkelcentrum. Düsseldorf had eigen plannen aan de grens, net als de gemeenten Roermond en Maasmechelen. Iedereen was het erover eens: drie van deze centra in een straal van minder dan 100 km was teveel. “En wat gebeurt er… in plaats van overleg over een gezamenlijk plan, horen we op het ene moment over het Design Outlet Centre (DOC) in Roermond en voordat we ons omgedraaid hebben, staat het ding er ook al. Het heeft de economische ontwikkeling aan onze kant behoorlijk beschadigd. U zult begrijpen dat dit soort zeer snelle activiteiten bij ons leidt tot bezorgdheid voor toekomstige ontwikkelingen.” Even later zal blijken dat de voorzitter met deze opmerking specifiek doelt op Greenport Venlo.
Nu vinden de meeste Limburgers – en zeker in het Roermondse – het DOC een groot succes en ze zijn er trots op. Dat geldt ook voor mij en ondanks dat hij niet van mijn eigen partij is, kan ik Jos van Rey (wethouder in Roermond en Statenlid voor de VVD) met het realiseren van de plannen eigenlijk alleen maar complimenteren. Ik probeer dan ook de Duitsers duidelijk te maken dat de provincie Limburg in dit opzicht misschien anders werkt dan de Bezirksregierung. Niet alleen hebben onze gemeenten een grotere eigen beslissingsbevoegdheid over dit soort zaken, maar daarnaast hebben we in Limburg vooral een beleid van “economische activiteiten van particulieren toestaan, tenzij…”. De Duitsers zijn hier veel voorzichtiger: economische ontwikkeling wordt nauwgezet gepland en als specifieke particuliere initiatieven hierin niet passen, worden deze – voor zover mogelijk – ontmoedigd. De Duitsers hadden in het geval van het DOC duidelijk te weinig informatie over onze manier van werken. Tegelijkertijd merk ik op dat Limburg geografisch gezien wel erg smal is: bij bijna ieder groter particulier initiatief bestaat de kans dat belangen aan de andere kant van de grens worden geraakt. En omgekeerd gebeurt het ook: Maasmechelen heeft haar eigen Outlet Centre erdoor gedrukt, ook al heeft onze provincie de afgelopen jaren meermaals laten weten dat zij van mening is dat het Centre te dicht op het DOC gebouwd zou worden, waardoor beide schade zouden ondervinden. Het heeft Maasmechelen er niet van weerhouden toch door te zetten. Een toepasselijk Duits spreekwoord zegt: "Wie Du mir, so ich Dir!" Ondertussen zitten de Duitsers in de grensregio wel zonder eigen economische motor en als we die koopkracht structureel moeten missen is dat ook voor onze eigen verdere ontwikkeling niet goed.
Dat brengt het gesprek vrijwel automatisch op Greenport Venlo. Greenport is zich in Noord-Limburg aan het ontwikkelen tot een enorme economische motor: naast FloraHolland (20% van de Nederlandse bloemen en planten worden via deze veiling verhandeld) is er de grote groente- en fruitbeurs met bijbehorende logistieke bedrijvigheid. Met het binnenhalen van de Floriade als grote publiekstrekker wil Greenport zich definitief als grote Europese speler op de Europese agri-business markt op de kaart zetten. Ook hier zijn de Duitse collega’s bezorgd: in de Duitse NiederRhein-regio - en vooral de grote Bezirke Kleve en Wesel - werkt 15% van de mensen ook in de agri-business en zijn er een groot aantal kwekers en telers actief. Door zo exclusief te focussen op Greenport Venlo is men bang dat de Duitse regio klanten gaat verliezen. Immers: Venlo wordt een enorme ‘one-stop-shop’ voor handelaren en particulieren uit heel Europa. En laten we niet vergeten: Duitsland is voor Greenport bij verre de grootste afzetmarkt.
Ik zie wel iets in de Duitse argumenten: in de werkgroep zeg ik toe mij sterk te maken voor – op zijn minst – een naamswijziging van Greenport Venlo naar een Greenport Maas-NiederRhein. Wij in Limburg moeten ons er van bewust zijn dat de NiederRhein een groot potentieel heeft aan bedrijven die voor Greenport heel interessant zijn. Bovendien komen ook veel werknemers in de Limburgse bedrijven uit de Duitse buurgemeenten. We hebben er alle belang bij – zeker ook in commercieel opzicht - dat we Greenport in de ogen van de rest van Europa niet positioneren als ‘dat leuke kleine provinciestadje waar ze ook in bloemen doen’. Greenport en de gemeente Venlo moeten zelf groter denken en zich manifesteren als een geïntegreerd internationaal samenwerkingsverband. Terzijde: wat blijkt? Als we een paar dagen later als Economische Commissie bij Greenport op bezoek zijn, blijkt gedeputeerde Herman Vrehen zelf ook de naam “Greenport Maas-NiederRhein” te willen hanteren. In zijn latere presentaties doet hij dat inderdaad ook. Nu maar hopen dat de directies van FloraHolland en ZON-veiling dat ook zo gaan zien.
Tenslotte waren de ontgrondingen aan de beurt. Ook hier zorgen vanuit de Bezirksregierung: verreweg de meeste zand- en grindwinning aan de Duitse kant gebeuren door Nederlandse bedrijven. Als de groeves leeg zijn, blijven de Kreise achter met grote gaten gevuld met water. Men laat ons een Google-Earth presentatie zien die dit ook bevestigt. Uit hun vragen blijkt dat de Duitse collega’s een verkeerd beeld hebben van ontgronding in Limburg. Ze denken dat de Nederlandse afgravers vooral werken om aan de vraag naar zand en grind in Limburg en Gelderland te kunnen voldoen. De Duitsers vragen ons om samen met hen na te denken over beperking van de vraag en gezamenlijk te zoeken naar alternatieven. Ik wijs de Duitsers erop dat Limburg en Gelderland zelf ook exporteurs zijn van zand en grind naar de rest van Nederland. Tot 1 januari 2008 ligt er Rijksbeleid waarin precies staat hoeveel onze provincies jaarlijks moeten afgraven om aan de vraag in het westen van ons land te voldoen. We kunnen – tot nu – niet veel anders. In feite zitten onze Oosterburen en wij in hetzelfde schuitje. Met behulp van een gespecialiseerde ambtenaar (waarvoor mijn dank!) kan ik wel aangeven dat we in Limburg toch anders denken over zand- en grindwinning: in tegenstelling tot Duitsland stellen we hier aanvullende eisen aan onze afgravers: om een vergunning te krijgen moeten ze vooraf duidelijk aangeven op welke manier ze na afloop van de ontgronding het terrein een nieuwe natuur- en maatschappelijke functie geven. Denk aan: recreatie, wonen op het water etc etc. We vragen als provincie creativiteit van onze ondernemers. Op die manier voorkomen we dat we in Limburg achterblijven met alleen grote gaten gevuld met water. Tot mijn verrassing zien de Duitsers hier iets in. Afspraken na afloop van de sessie zijn gauw gemaakt: binnenkort gaan delegaties over en weer bij elkaar op bezoek om van elkaar te leren. Wordt vervolgd…
Vanuit Limburg waren zo’n 20 Statenleden met enkele ambtenaren naar Düsseldorf gekomen. De Duitsers hadden een paar heel concrete zaken op de agenda geplaatst waar ze met de Nederlanders over wilden praten:
1) ontwikkeling van Greenport Venlo
2) mobiliteit in de grensregio
3) detailhandel, ontgrondingen en hoogwaterbestrijding
In de werkgroepen gebeurt vervolgens precies wat ik verwacht: de Duitse “Gründlichkeit” slaat toe. En terecht overigens! De Duitse politici hebben zich goed voorbereid en stellen zeer gerichte vragen. De meeste Nederlandse Statenleden worden hierdoor verrast: voor hen is het vooral een gelegenheid om te netwerken. Vragen en problemen zijn er om later opgelost te worden. Aangezien wij bij de Duitsers op bezoek zijn, vind ik dat we ons aan hen hadden moeten aanpassen.
Terwijl ik mij wel had voorbereid voor werkgroep 2 (mobiliteit), kreeg ik net voor aanvang het verzoek om te ruilen en deel te nemen aan werkgroep 3. OK….. even diep nadenken wat ik van de onderwerpen weet, waar de mogelijke gevoeligheden liggen en wat ik wel/niet kan zeggen. Net wat je denkt: ik ben hiervoor onvoldoende voorbereid. Vervolgens blijkt ook dat er maar twee Limburgse Statenleden in die werkgroep zitten.
De vragen van de Duitse CDU-werkgroepvoorzitter zijn direct en hebben een niet mis te verstane achtergrond. Zeven jaar geleden ging de discussie over een gezamenlijke ontwikkeling van een groot winkelcentrum. Düsseldorf had eigen plannen aan de grens, net als de gemeenten Roermond en Maasmechelen. Iedereen was het erover eens: drie van deze centra in een straal van minder dan 100 km was teveel. “En wat gebeurt er… in plaats van overleg over een gezamenlijk plan, horen we op het ene moment over het Design Outlet Centre (DOC) in Roermond en voordat we ons omgedraaid hebben, staat het ding er ook al. Het heeft de economische ontwikkeling aan onze kant behoorlijk beschadigd. U zult begrijpen dat dit soort zeer snelle activiteiten bij ons leidt tot bezorgdheid voor toekomstige ontwikkelingen.” Even later zal blijken dat de voorzitter met deze opmerking specifiek doelt op Greenport Venlo.
Nu vinden de meeste Limburgers – en zeker in het Roermondse – het DOC een groot succes en ze zijn er trots op. Dat geldt ook voor mij en ondanks dat hij niet van mijn eigen partij is, kan ik Jos van Rey (wethouder in Roermond en Statenlid voor de VVD) met het realiseren van de plannen eigenlijk alleen maar complimenteren. Ik probeer dan ook de Duitsers duidelijk te maken dat de provincie Limburg in dit opzicht misschien anders werkt dan de Bezirksregierung. Niet alleen hebben onze gemeenten een grotere eigen beslissingsbevoegdheid over dit soort zaken, maar daarnaast hebben we in Limburg vooral een beleid van “economische activiteiten van particulieren toestaan, tenzij…”. De Duitsers zijn hier veel voorzichtiger: economische ontwikkeling wordt nauwgezet gepland en als specifieke particuliere initiatieven hierin niet passen, worden deze – voor zover mogelijk – ontmoedigd. De Duitsers hadden in het geval van het DOC duidelijk te weinig informatie over onze manier van werken. Tegelijkertijd merk ik op dat Limburg geografisch gezien wel erg smal is: bij bijna ieder groter particulier initiatief bestaat de kans dat belangen aan de andere kant van de grens worden geraakt. En omgekeerd gebeurt het ook: Maasmechelen heeft haar eigen Outlet Centre erdoor gedrukt, ook al heeft onze provincie de afgelopen jaren meermaals laten weten dat zij van mening is dat het Centre te dicht op het DOC gebouwd zou worden, waardoor beide schade zouden ondervinden. Het heeft Maasmechelen er niet van weerhouden toch door te zetten. Een toepasselijk Duits spreekwoord zegt: "Wie Du mir, so ich Dir!" Ondertussen zitten de Duitsers in de grensregio wel zonder eigen economische motor en als we die koopkracht structureel moeten missen is dat ook voor onze eigen verdere ontwikkeling niet goed.
Dat brengt het gesprek vrijwel automatisch op Greenport Venlo. Greenport is zich in Noord-Limburg aan het ontwikkelen tot een enorme economische motor: naast FloraHolland (20% van de Nederlandse bloemen en planten worden via deze veiling verhandeld) is er de grote groente- en fruitbeurs met bijbehorende logistieke bedrijvigheid. Met het binnenhalen van de Floriade als grote publiekstrekker wil Greenport zich definitief als grote Europese speler op de Europese agri-business markt op de kaart zetten. Ook hier zijn de Duitse collega’s bezorgd: in de Duitse NiederRhein-regio - en vooral de grote Bezirke Kleve en Wesel - werkt 15% van de mensen ook in de agri-business en zijn er een groot aantal kwekers en telers actief. Door zo exclusief te focussen op Greenport Venlo is men bang dat de Duitse regio klanten gaat verliezen. Immers: Venlo wordt een enorme ‘one-stop-shop’ voor handelaren en particulieren uit heel Europa. En laten we niet vergeten: Duitsland is voor Greenport bij verre de grootste afzetmarkt.
Ik zie wel iets in de Duitse argumenten: in de werkgroep zeg ik toe mij sterk te maken voor – op zijn minst – een naamswijziging van Greenport Venlo naar een Greenport Maas-NiederRhein. Wij in Limburg moeten ons er van bewust zijn dat de NiederRhein een groot potentieel heeft aan bedrijven die voor Greenport heel interessant zijn. Bovendien komen ook veel werknemers in de Limburgse bedrijven uit de Duitse buurgemeenten. We hebben er alle belang bij – zeker ook in commercieel opzicht - dat we Greenport in de ogen van de rest van Europa niet positioneren als ‘dat leuke kleine provinciestadje waar ze ook in bloemen doen’. Greenport en de gemeente Venlo moeten zelf groter denken en zich manifesteren als een geïntegreerd internationaal samenwerkingsverband. Terzijde: wat blijkt? Als we een paar dagen later als Economische Commissie bij Greenport op bezoek zijn, blijkt gedeputeerde Herman Vrehen zelf ook de naam “Greenport Maas-NiederRhein” te willen hanteren. In zijn latere presentaties doet hij dat inderdaad ook. Nu maar hopen dat de directies van FloraHolland en ZON-veiling dat ook zo gaan zien.
Tenslotte waren de ontgrondingen aan de beurt. Ook hier zorgen vanuit de Bezirksregierung: verreweg de meeste zand- en grindwinning aan de Duitse kant gebeuren door Nederlandse bedrijven. Als de groeves leeg zijn, blijven de Kreise achter met grote gaten gevuld met water. Men laat ons een Google-Earth presentatie zien die dit ook bevestigt. Uit hun vragen blijkt dat de Duitse collega’s een verkeerd beeld hebben van ontgronding in Limburg. Ze denken dat de Nederlandse afgravers vooral werken om aan de vraag naar zand en grind in Limburg en Gelderland te kunnen voldoen. De Duitsers vragen ons om samen met hen na te denken over beperking van de vraag en gezamenlijk te zoeken naar alternatieven. Ik wijs de Duitsers erop dat Limburg en Gelderland zelf ook exporteurs zijn van zand en grind naar de rest van Nederland. Tot 1 januari 2008 ligt er Rijksbeleid waarin precies staat hoeveel onze provincies jaarlijks moeten afgraven om aan de vraag in het westen van ons land te voldoen. We kunnen – tot nu – niet veel anders. In feite zitten onze Oosterburen en wij in hetzelfde schuitje. Met behulp van een gespecialiseerde ambtenaar (waarvoor mijn dank!) kan ik wel aangeven dat we in Limburg toch anders denken over zand- en grindwinning: in tegenstelling tot Duitsland stellen we hier aanvullende eisen aan onze afgravers: om een vergunning te krijgen moeten ze vooraf duidelijk aangeven op welke manier ze na afloop van de ontgronding het terrein een nieuwe natuur- en maatschappelijke functie geven. Denk aan: recreatie, wonen op het water etc etc. We vragen als provincie creativiteit van onze ondernemers. Op die manier voorkomen we dat we in Limburg achterblijven met alleen grote gaten gevuld met water. Tot mijn verrassing zien de Duitsers hier iets in. Afspraken na afloop van de sessie zijn gauw gemaakt: binnenkort gaan delegaties over en weer bij elkaar op bezoek om van elkaar te leren. Wordt vervolgd…
donderdag 4 oktober 2007
Waar brengt Veolia ons voor een euro naar toe...?
Sinds twee weken woedt er in de media en de provinciale politiek een discussie over de plotselinge prijsverhoging van busbedrijf Veolia voor het zogeheten euro-kaartje. Die prijs ging - zonder grote voorafgaande aankondiging - ineens omhoog van 1 euro naar 2,50 euro. Veel regelmatige busgebruikers hebben zich hieraan geergerd, vooral omdat Veolia ook niet een duidelijke reden voor de verhoging gaf. Ik ben zeker geen pleitbezorger van Veolia, maar het is toch goed om even te schetsen wat die achtergronden voor de verhoging zijn.
Toen Veolia de prijs voor de 1 euro-dagkaart vaststelde, was het bedrijf nog volop bezig met de aanbestedingprocedure van de provincie Limburg. Ze hebben toen een zo scherp (=laag) mogelijke prijs neergezet. De dagkaart zelf was destijds geen eis van de provincie, maar was iets dat Veolia uit eigen beweging in de aanbesteding heeft geintroduceerd (tegen het tarif van 1 euro) om haar totaal-aanbieding zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
Vervolgens blijkt nu dat de dagkaart een enorm succes is. Dit heeft voor Veolia 2 onverwachte (=hun woorden) nadelige gevolgen:
1) steeds minder mensen kopen een abonnementskaart (iets waardoor Veolia zich eerder voor langere tijd verzekerd wist van vaste inkomsten)
2) door de drukte in de bussen als gevolg van de dagkaart, moet Veolia plotseling extra bussen inzetten. De dagkaart was bedoeld om de lege plekken in de bussen te vullen. Nu zijn de bussen vaak zo vol met dagkaarthouders, dat er te weinig plaatsen over zijn voor overige busgebruikers. Extra bussen kosten extra geld en zo had Veolia de dagkaart niet bedoeld.
Om de kosten van de bovenstaande ontwikkelingen te dekken, vond Veolia het nodig de prijs van de dagkaarten te verhogen. Eerlijkheidshalve moet gezegd worden dat een dagkaart van 2,50 euro nog steeds een stuk goedkoper is dan dezelfde busreis met een normale strippenkaart. Tot zover de uitleg.
De provincie kan hier formeel niet veel veranderen, want de dagkaart en de prijs daarvan is iets dat door Veolia zelf is bedacht (als extraatje, zogezegd). Ze mogen die dus ook verhogen. Onze gedeputeerde Bert Kersten heeft inmiddels wel duidelijk naar Veolia aangegeven dat hij het geen stijl vindt om de prijzen op zo korte termijn en zo drastisch te verhogen. Die communicatie naar de busgebruikers had veel beter gemoeten. Inmiddels lijkt ook bij Veolia het besef te ontstaan dat de gang van zaken bepaald geen schoonheidsprijs verdient. Het lijkt erop alsof het bedrijf door alle commotie bezig is om alsnog iets aan de prijsverhoging te doen. Ik blijf deze zaak verder volgen.
Toen Veolia de prijs voor de 1 euro-dagkaart vaststelde, was het bedrijf nog volop bezig met de aanbestedingprocedure van de provincie Limburg. Ze hebben toen een zo scherp (=laag) mogelijke prijs neergezet. De dagkaart zelf was destijds geen eis van de provincie, maar was iets dat Veolia uit eigen beweging in de aanbesteding heeft geintroduceerd (tegen het tarif van 1 euro) om haar totaal-aanbieding zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
Vervolgens blijkt nu dat de dagkaart een enorm succes is. Dit heeft voor Veolia 2 onverwachte (=hun woorden) nadelige gevolgen:
1) steeds minder mensen kopen een abonnementskaart (iets waardoor Veolia zich eerder voor langere tijd verzekerd wist van vaste inkomsten)
2) door de drukte in de bussen als gevolg van de dagkaart, moet Veolia plotseling extra bussen inzetten. De dagkaart was bedoeld om de lege plekken in de bussen te vullen. Nu zijn de bussen vaak zo vol met dagkaarthouders, dat er te weinig plaatsen over zijn voor overige busgebruikers. Extra bussen kosten extra geld en zo had Veolia de dagkaart niet bedoeld.
Om de kosten van de bovenstaande ontwikkelingen te dekken, vond Veolia het nodig de prijs van de dagkaarten te verhogen. Eerlijkheidshalve moet gezegd worden dat een dagkaart van 2,50 euro nog steeds een stuk goedkoper is dan dezelfde busreis met een normale strippenkaart. Tot zover de uitleg.
De provincie kan hier formeel niet veel veranderen, want de dagkaart en de prijs daarvan is iets dat door Veolia zelf is bedacht (als extraatje, zogezegd). Ze mogen die dus ook verhogen. Onze gedeputeerde Bert Kersten heeft inmiddels wel duidelijk naar Veolia aangegeven dat hij het geen stijl vindt om de prijzen op zo korte termijn en zo drastisch te verhogen. Die communicatie naar de busgebruikers had veel beter gemoeten. Inmiddels lijkt ook bij Veolia het besef te ontstaan dat de gang van zaken bepaald geen schoonheidsprijs verdient. Het lijkt erop alsof het bedrijf door alle commotie bezig is om alsnog iets aan de prijsverhoging te doen. Ik blijf deze zaak verder volgen.
maandag 1 oktober 2007
Coalitieakkoord: eindelijk van start
Afgelopen vrijdag werd dan eindelijk de uitwerking van het Coalitieakkoord in de Staten besproken. Ik mocht zelf namens de fractie deelnemen aan de eerdere coalitieonderhandelingen met het CDA, dus gevoelsmatig is het akkoord (dat is uitgewerkt door de gedeputeerden) ook een beetje mijn persoonlijk akkoord. Het Coalitieakkoord is zo'n beetje het belangrijkste beleidsdocument waar de coalitie in Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten op sturen. Het was dus bepaald geen onbelangrijke sessie, afgelopen vrijdag.
Des te vervelender dat ik vanwege verplichtingen in het buitenland er vrijdag niet bij kon zijn. Als een kleine goedmaker heb ik onze fractievoorzitter Peter van Dijk de avond ervoor per telefoon en internet ondersteund bij het uitwerken van de politieke positie en de teksten die hij de dag erop zou uitspreken.
Zes uur is er uiteindelijk over het akkoord vergaderd, waarbij de oppositie maar bleef volhouden dat de uitwerking te algemeen was, te vaag en niet controleerbaar. Hoe vaak moet je dan als coalitiepartijen uitleggen dat we hebben gewerkt volgens een drietrapsraket:
1. sluiten coalitieakkoord op hoofdlijnen
2. uitwerking van het coalitieakkoord in domeinen en prioriteiten (waar liggen de verbanden)
3. onder de uitwerking van het coalitieakkoord liggen voor elk van de beleidspunten gedetailleerd uitgewerkte en heel concrete programmadocumenten, die alleen nog op uitwerking wachten.
Waarom die stukken afgelopen vrijdag niet meteen mee zijn gepresenteerd? Omdat de gedeputeerden wilden wachten op de behandeling van het akkoord in de Staten. Het is heel gewoon dat alle partijen in de behandeling van het akkoord nog laatste boodschappen en wensen meegeven aan het College, die deze weer mooi kunnen meenemen in de individuele programmadocumenten.
Voor mij was deze volgorde logisch en degelijk, voor anderen blijkbaar niet.
Persoonlijk wil ik dat de gedeputeerden twee punten meenemen: in de tekst van het uitgewerkte Akkoord lijkt het alsof over de economische ontwikkeling van Graetheide pas in 2011 formeel beslist is, maar dat er feitelijk nu al overeenstemming zou bestaan dat die economische ontwikkeling er ook komt. Wat mij betreft is die beslissing nog lang niet gevallen, laat staan dat er al een duidelijke trend op gang is gekomen. Dat er een beslissing moet vallen is duidelijk, maar ik herinner alleen aan het 2006-verkiezingsprogramma van de PvdA Sittard-Geleen, waarin we gezegd hebben dat die discussie over Graetheide nu maar eens afgelopen moet zijn. Of Graetheide helemaal groen blijft, moeten we uiteindelijk nog bezien, maar van (grootschalige) economische activiteiten ben ik absoluut niet overtuigd.
Het tweede punt dat ik heb ingebracht betreft de aangenomen PS-motie van eerder dit jaar, waarin wordt gesteld dat in Limburg het vervoer van gevaarlijke stoffen per trein zoveel mogelijk uit dicht bewoonde gebieden gehouden moet worden. Ik denk daarbij aan zowel het rangeeremplacement in het centrum van Venlo als ook aan het Mauritsemplacement in Geleen, waar vele tonnen aan ammoniak, propeen en fluorwaterstoffen worden gerangeerd. Ik vind dat de informatie richting burgers grotendeels ontbreekt. Ook moeten er eindelijk rampenoefeningen komen waar burgers actief bij betrokken worden. Tot nu vinden die oefeningen vooral op papier plaats.
Des te vervelender dat ik vanwege verplichtingen in het buitenland er vrijdag niet bij kon zijn. Als een kleine goedmaker heb ik onze fractievoorzitter Peter van Dijk de avond ervoor per telefoon en internet ondersteund bij het uitwerken van de politieke positie en de teksten die hij de dag erop zou uitspreken.
Zes uur is er uiteindelijk over het akkoord vergaderd, waarbij de oppositie maar bleef volhouden dat de uitwerking te algemeen was, te vaag en niet controleerbaar. Hoe vaak moet je dan als coalitiepartijen uitleggen dat we hebben gewerkt volgens een drietrapsraket:
1. sluiten coalitieakkoord op hoofdlijnen
2. uitwerking van het coalitieakkoord in domeinen en prioriteiten (waar liggen de verbanden)
3. onder de uitwerking van het coalitieakkoord liggen voor elk van de beleidspunten gedetailleerd uitgewerkte en heel concrete programmadocumenten, die alleen nog op uitwerking wachten.
Waarom die stukken afgelopen vrijdag niet meteen mee zijn gepresenteerd? Omdat de gedeputeerden wilden wachten op de behandeling van het akkoord in de Staten. Het is heel gewoon dat alle partijen in de behandeling van het akkoord nog laatste boodschappen en wensen meegeven aan het College, die deze weer mooi kunnen meenemen in de individuele programmadocumenten.
Voor mij was deze volgorde logisch en degelijk, voor anderen blijkbaar niet.
Persoonlijk wil ik dat de gedeputeerden twee punten meenemen: in de tekst van het uitgewerkte Akkoord lijkt het alsof over de economische ontwikkeling van Graetheide pas in 2011 formeel beslist is, maar dat er feitelijk nu al overeenstemming zou bestaan dat die economische ontwikkeling er ook komt. Wat mij betreft is die beslissing nog lang niet gevallen, laat staan dat er al een duidelijke trend op gang is gekomen. Dat er een beslissing moet vallen is duidelijk, maar ik herinner alleen aan het 2006-verkiezingsprogramma van de PvdA Sittard-Geleen, waarin we gezegd hebben dat die discussie over Graetheide nu maar eens afgelopen moet zijn. Of Graetheide helemaal groen blijft, moeten we uiteindelijk nog bezien, maar van (grootschalige) economische activiteiten ben ik absoluut niet overtuigd.
Het tweede punt dat ik heb ingebracht betreft de aangenomen PS-motie van eerder dit jaar, waarin wordt gesteld dat in Limburg het vervoer van gevaarlijke stoffen per trein zoveel mogelijk uit dicht bewoonde gebieden gehouden moet worden. Ik denk daarbij aan zowel het rangeeremplacement in het centrum van Venlo als ook aan het Mauritsemplacement in Geleen, waar vele tonnen aan ammoniak, propeen en fluorwaterstoffen worden gerangeerd. Ik vind dat de informatie richting burgers grotendeels ontbreekt. Ook moeten er eindelijk rampenoefeningen komen waar burgers actief bij betrokken worden. Tot nu vinden die oefeningen vooral op papier plaats.
De nieuwe voorzitter...
Vorige week was het dan zover: de naam van de nieuwe partijvoorzitter werd bekendgemaakt. Ik had getipt op Jan Pronk. Wie erbij was twee weken daarvoor toen de kandidaten zich in de Oranjerie voorstelden, was het waarschijnlijk wel met mij eens geweest. De bijeenkomst toen viel op door zijn tamheid: de kandidaten hadden het voorstelrondje al een paar keer in den lande kunnen oefenen en ook de vragen verrasten bepaald niet.
Het begin van de bijeenkomst was in zoverre opvallend dat de FNV nog eens flink de trom roerde om toch vooal tegen de versoepeling van het ontslagrecht te stemmen. Woordvoerder Henk van Rees leek - wat mij betreft - echter niet te weten waar hij was en tegen wie hij sprak. Zijn betoog bestond vooral uit dreigementen - niet zozeer tegen den Haag, als wel richting de PvdA en de aanwezigen. Als wij niet zouden doen zoals hij en zijn FNV wilden, dan zouden de repercussies wel meteen volgen. Tsjsss... volgens mij werkt het nog altijd zo dat als je iemand iets vraagt of iemand tot een actie oproept, je daarvoor niet begint met een nogal heftige en clichematige bedreiging. Het beeld werd nog eens versterkt doordat hij de hele tijd sprak over "jullie PvdA" en "jullie beleid". Formeel is dat misschien zo, maar hij ging wel erg gemakkelijk en snel langs de decennialange innige samenwerking. Volgens mij heeft de PvdA nog steeds een luisterend oor voor de standpunten van de vakbonden en weten zij ons doorgaans goed te vinden. Dus Van Rees: laat in het vervolg dat theatrale gedoe maar achterwege. Ikzelf, de zaal en de kamerfractie waren het qua inhoud al lang met je eens.
Terug naar de voorzitterskandidaten. Vier van de zeven hadden een duidelijk verhaal dat ze ook nog eens goed konden neerzetten. De verschillen lagen in de stijl van presenteren. Drie (dus niet Jan Pronk) zouden zich vooral inzetten om de partijstructuur weer op poten te krijgen Iets waar ik zeer voor ben, want veel afdelingen blinken uit door slechte interne organisatie, lage opkomst van leden bij vergaderingen, gebrekkige scouting van nieuwe leden of politieke aspiranten. De vergaderingen zelf blinken vaak niet uit door politieke discussie en meningsvorming. Het is een soort administratie/boekhoudexcercitie geworden. Ik mis de tijd van twee jaar geleden toen mijn eigen afdeling op zijn kop stond tijdens de lokale verkiezingen. Een vergadering had een opkomst van meer dan 80 leden: nog nooit vertoond zoiets!
Voor Pronk hoort het begeleiden van de partijstructuur "er gewoon bij". Dat was niet het antwoord dat ik wilde horen. Dan ligt je hart niet in de afdelingen, maar heb je andere plannen. Evenmin als het antwoord van een andere kandidaat tijdens de borrel, die vond dat het misschien tijd werd om de afdelingen maar op te doeken en naar iets anders te zoeken. "Misschien is de afdeling van de toekomst er wel een waar een paar mensen elkaar kennen en af en toe eens wat organiseren". Tsja, probeer dan maar eens een verkiezingscampagne op touw te zetten, of nieuw talent te vinden en te begeleiden. De bewuste kandidaat viel voor mij pardoes van plek 1 naar plek 4.
Uiteindelijk heb ik toch gekozen voor Jan Pronk als nummer 1. Mijn idee erachter: ervaring. Hij is in ieder geval iemand die niet eerst een jaar nodig heeft om erachter te komen wat hij/zij nou precies moet doen en met wie. Dat hij het de Kamerfractie waarschijnlijk moeilijk zou maken, zie ik niet als een negatief punt. Een oud media-gezegde luidt: "liever slecht nieuws dan geen nieuws". Sinds de afgelopen gemeenteradsverkiezingen in Sittard-Geleen geloof ik daar ook echt in. Jan zou garant staan voor nieuws, dat is zeker. Maar de zorg bleef dat voor Jan Nederland ophield bij Randstad.
Inmiddels weten we dat Liliane Ploumen de nieuwe voorzitter is. Gefeliciteerd! Een PvdA-wethouder uit Maastricht wiens mening ik graag hoor, was vol lof over haar. Hij had haar kort daarvoor meegenomen door het Zuidlimburgse land. Ze heeft gevoel voor het afdelingswerk, voor wat er moet gebeuren en hoe zij de partijstructuur kan herorganiseren, aldus de wethouder.
Liliane stond bij mij op plek 2. En nu maar afwachten hoelang het duurt voordat ze haar eerste echte bezoek aan Limburg doet. vanuit de Statenfractie hebben we in ieder geval meteen de uitnodiging hiervoor de deur uit gedaan. Mijn voorstel is om haar mee te nemen op een van de vele werkbezoeken die we als fractie aan Limburgse gemeenten brengen.
Het begin van de bijeenkomst was in zoverre opvallend dat de FNV nog eens flink de trom roerde om toch vooal tegen de versoepeling van het ontslagrecht te stemmen. Woordvoerder Henk van Rees leek - wat mij betreft - echter niet te weten waar hij was en tegen wie hij sprak. Zijn betoog bestond vooral uit dreigementen - niet zozeer tegen den Haag, als wel richting de PvdA en de aanwezigen. Als wij niet zouden doen zoals hij en zijn FNV wilden, dan zouden de repercussies wel meteen volgen. Tsjsss... volgens mij werkt het nog altijd zo dat als je iemand iets vraagt of iemand tot een actie oproept, je daarvoor niet begint met een nogal heftige en clichematige bedreiging. Het beeld werd nog eens versterkt doordat hij de hele tijd sprak over "jullie PvdA" en "jullie beleid". Formeel is dat misschien zo, maar hij ging wel erg gemakkelijk en snel langs de decennialange innige samenwerking. Volgens mij heeft de PvdA nog steeds een luisterend oor voor de standpunten van de vakbonden en weten zij ons doorgaans goed te vinden. Dus Van Rees: laat in het vervolg dat theatrale gedoe maar achterwege. Ikzelf, de zaal en de kamerfractie waren het qua inhoud al lang met je eens.
Terug naar de voorzitterskandidaten. Vier van de zeven hadden een duidelijk verhaal dat ze ook nog eens goed konden neerzetten. De verschillen lagen in de stijl van presenteren. Drie (dus niet Jan Pronk) zouden zich vooral inzetten om de partijstructuur weer op poten te krijgen Iets waar ik zeer voor ben, want veel afdelingen blinken uit door slechte interne organisatie, lage opkomst van leden bij vergaderingen, gebrekkige scouting van nieuwe leden of politieke aspiranten. De vergaderingen zelf blinken vaak niet uit door politieke discussie en meningsvorming. Het is een soort administratie/boekhoudexcercitie geworden. Ik mis de tijd van twee jaar geleden toen mijn eigen afdeling op zijn kop stond tijdens de lokale verkiezingen. Een vergadering had een opkomst van meer dan 80 leden: nog nooit vertoond zoiets!
Voor Pronk hoort het begeleiden van de partijstructuur "er gewoon bij". Dat was niet het antwoord dat ik wilde horen. Dan ligt je hart niet in de afdelingen, maar heb je andere plannen. Evenmin als het antwoord van een andere kandidaat tijdens de borrel, die vond dat het misschien tijd werd om de afdelingen maar op te doeken en naar iets anders te zoeken. "Misschien is de afdeling van de toekomst er wel een waar een paar mensen elkaar kennen en af en toe eens wat organiseren". Tsja, probeer dan maar eens een verkiezingscampagne op touw te zetten, of nieuw talent te vinden en te begeleiden. De bewuste kandidaat viel voor mij pardoes van plek 1 naar plek 4.
Uiteindelijk heb ik toch gekozen voor Jan Pronk als nummer 1. Mijn idee erachter: ervaring. Hij is in ieder geval iemand die niet eerst een jaar nodig heeft om erachter te komen wat hij/zij nou precies moet doen en met wie. Dat hij het de Kamerfractie waarschijnlijk moeilijk zou maken, zie ik niet als een negatief punt. Een oud media-gezegde luidt: "liever slecht nieuws dan geen nieuws". Sinds de afgelopen gemeenteradsverkiezingen in Sittard-Geleen geloof ik daar ook echt in. Jan zou garant staan voor nieuws, dat is zeker. Maar de zorg bleef dat voor Jan Nederland ophield bij Randstad.
Inmiddels weten we dat Liliane Ploumen de nieuwe voorzitter is. Gefeliciteerd! Een PvdA-wethouder uit Maastricht wiens mening ik graag hoor, was vol lof over haar. Hij had haar kort daarvoor meegenomen door het Zuidlimburgse land. Ze heeft gevoel voor het afdelingswerk, voor wat er moet gebeuren en hoe zij de partijstructuur kan herorganiseren, aldus de wethouder.
Liliane stond bij mij op plek 2. En nu maar afwachten hoelang het duurt voordat ze haar eerste echte bezoek aan Limburg doet. vanuit de Statenfractie hebben we in ieder geval meteen de uitnodiging hiervoor de deur uit gedaan. Mijn voorstel is om haar mee te nemen op een van de vele werkbezoeken die we als fractie aan Limburgse gemeenten brengen.
Abonneren op:
Posts (Atom)