Een stevig debat in de commissievergadering heeft ertoe geleid dat de door de provincie erkende maatschappelijke organisaties alsnog voor 2009 de subsidie krijgen die ze hadden aangevraagd. Eerder had de provincie de bedragen verlaagd om zodoende meer organisaties subsidie te kunnen geven. Wie subsidie wilde hebben, moest een gedetailleerd jaarplan opstellen met daarin een overzicht van alle geplande activiteiten en bijbehorende kosten. Sommige hadden hier zeer veel werk van gemaakt en andere minder. In een aantal gevallen bleek dat de prioriteiten die de provincie had gesteld voor het jaarplan, niet overeen kwamen met de doelstellingen en activiteiten die de organisaties zelf hadden bedacht. Dat leidde tot verwarring en uiteindelijk ook tot een lagere subsidiescore.In het debat waren alle politieke partijen het erover eens dat de relatief snelle invoering van het nieuwe subsidiestelsel er mogelijk toe heeft geleid dat organisaties te weinig tijd hadden om zich op de nieuwe situatie voor te bereiden. Om die reden werd gedeputeerde Wolfs via een gezamenlijke motie opgedragen om 2009 tot overgangsjaar te verklaren. Concreet heeft dit de volgende consequenties:- maatschappelijke organisaties die in 2008 als erkende organisatie subsidie hebben gekregen, ontvangen in 2009 het gelijke bedrag inclusief indexering met een maximum van het voor 2009 aangevraagde bedrag;
- de provinciale commissie voor het Sociale Domein gaat via een werkconferentie met de maatschappelijke organisaties praten over het omzetten van het kader in werkbare subsidieregels;
- voor 1 juni 2009 vindt in Provinciale Staten een evaluatie plaats van de uitwerking van het kader subsidieregels;
- de maatschappelijke organisaties krijgen in de nieuwe procedure een ruimere termijn voor
indiening, waarbij gelegenheid is om vooraf eventuele vragen of ideeen met de Provincie Limburg te bespreken (was voorheen niet zo).
Het is nu aan de gedeputeerde Wolfs om te bezien hoeveel geld deze motie (extra) gaat kosten. Wat mij betreft komt het geld niet (alleen) uit het vastgestelde budget van Wolfs, want dan zou de motie mogelijk ten koste gaan van andere belangrijke prioriteiten zoals de jeugdzorg, het sport- of het cultuurbeleid. Dat is dus niet de bedoeling! Bovendien zou het ook niet fair zijn, want procedureel en juridisch gezien heeft de gedeputeerde geen fouten gemaakt. Het is Provinciale Staten die afgelopen juni de regels heeft vastgesteld en Wolfs heeft gewoon uitgevoerd zoals de meerderheid van de Statenleden dat wilde. Het College van GS moet nu gezamenlijk een financiele oplossing voor de financiering van de maatschappelijke organisaties vinden.
kaartdesign ©Harrie Penningspartijlogo ©PvdA
Provinciale Staten zitten vandaag even in zwaar weer. Reden: afgelopen vrijdag zijn de subsidiebedragen gepubliceerd die erkende maatschappelijke organisaties (denk aan: ANBO, Jong Nederland, KBO en vele andere) voor het jaar 2009 zullen krijgen. Voor een aantal organisaties draaiden die uit op een flinke teleurstelling.
Er was de afgelopen maanden veel te doen omtrent die erkenningen. Voor het eerst sinds jaren zou een nieuwe systematiek worden gebruikt voor de toekenning van die erkenningen voor maximaal vier jaar. De systematiek was bedacht door gedeputeerde Odile Wolfs en kreeg afgelopen juni de brede goedkeuring van Provinciale Staten.
Tot dit jaar kregen enkele gevestigde organisaties ieder jaar een vaste subsidie voor het (overigens doorgaanse uitstekende) werk dat ze deden. Hoewel de organisaties vooral draaien op vrijwilligers, hebben de meeste ook een (gedeeltelijke) beroepskracht nodig en zijn er ook bijkomende kosten zoals huisvesting, activiteiten etc.
De keerzijde van de bestaande situatie was echter dat een groeiend aantal maatschappelijke organisaties het zonder provinciaal geld moest zien te doen. Los hiervan was er groeiende kritiek op het feit dat de basis voor toekenning van subsidies tamelijk onduidelijk was. De meeste organisaties werken/werkten zonder duidelijk jaarplan en vaak ook zonder objectief meetbare criteria en/of meetpunten. Nu is dat in deze sector ook niet makkelijk. Vandaag sprak ik met het Centrum voor Levensbeschouwelijk Jeugd- en Jongerenwerk, een organisatie die al vele jaren actief is. Ik begrijp het helemaal als zij zeggen dat het niet erg zinvol is om relevantie van de organisatie voornamelijk te meten aan het aantal jongeren waarmee de organisatie contact gehad heeft. Alleen de kwaliteit van dat contact zegt iets over de relevantie. Aan de andere kant is het ook zo dat die subsidies bestaan uit belastinggeld en ergens moeten toch ook nut/noodzaak en doelmatigheid/effectiviteit kunnen worden vastgesteld. Bij gebrek aan beter, kan dat niet zonder een duidelijk jaarplan met (deels) gekwantificeerde doelstellingen.
De maatschappelijke organisaties die ik de afgelopen weken en maanden sprak, hadden grote kritiek op het verplicht indienen van een jaarplan. De meeste vonden de vragen te gedetailleerd en niet toepasbaar op vrijwilligersorganisaties. Men had ook grote moeite met de interpretatie van bepaalde vragen. Daarnaast stelde men dat er gewoonweg geen capaciteit was om de gestelde vragen goed te beantwoorden. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen. Ik heb de vragencatalogus gelezen en het vergt wel even denk- en schrijfwerk om die klus te klaren. Ik ben het er echter niet mee eens dat het "niet te doen" was. Dat blijkt ook als je ziet dat een aantal nieuwkomers in staat is om uitstekende jaarplannen in te dienen. Wie goed scoorde, kon een erkenning als maatschappelijke organisatie krijgen voor vier jaar. De organisaties met plannen die nog aanvullend werk behoeven, hebben een voorlopige erkenning gekregen voor twee jaar. Sommige hebben geen erkenning gekregen en maken de komende jaren dus ook geen kans op subsidiegeld.
De maatschappelijke organisaties maakten zich in oktober en november erg bezorgd dat het besluit over de erkenning veel te laat bekend gemaakt zou worden. Op die manier kon men geen eigen begroting voor het nieuwe jaar opstellen. Dat betekent concreet dat niet duidelijk was of bepaalde beroepskrachten wel of niet in dienst konden blijven. Als PvdA hebben we dit probleem uitvoerig met de gedeputeerde besproken. Het gevolg was dat iedereen begin december werd geinformeerd of hij de erkenning binnen had of niet. Tot daaraan toe geen probleem.
Echter, na de erkenning ging blijkbaar een aantal maatschappelijke organisaties er 'zonder meer' vanuit dat het toegekende bedrag ook (zeer) in de buurt zou komen van de bij het jaarplan ingediende begroting. Dat was dus niet zo. De korting op het gevraagde bedrag ligt voor sommige organisaties wel op 40% of nog meer. Los van wie er meer/minder korting heeft gekregen is de korting op zich natuurlijk wel te verklaren: er worden in 2009 immers meer en andere organisaties financieel ondersteund en de beschikbare middelen zijn niet evenredig toegenomen.
Het gevolg is nu dat een aantal organisaties erg boos is op gedeputeerde Wolfs. Vanvond wordt een extra commissievergadering gehouden in Roermond met als doel om het proces en de verdeling opnieuw te bekijken en te controleren op eventuele fouten. Mogelijk dat er een overgangsjaar zal worden ingebouwd, waardoor een aantal organisaties toch nog in de gelegenheid komen om inmiddels gemaakte plannen en afspraken voor 2009 uit te voeren en dan voor de jaren erna noodzakelijke aanpassingen te maken. Hoewel ik de indruk heb dat het proces op zich correct gelopen is, zijn er volgens mij wel duidelijke verbeterpunten voor de sunsidietoekenning aan te wijzen:
- bij begin van het ingaan van het volgende 'aanbestedingstraject' moet er (opnieuw) een openbare informatiedag komen, waarin de provincie deze keer echter precies (per item in de vragenlijst) uitlegt hoe zij iedere vraag (en dus ook het antwoord) zal interpreteren. Op die manier kan er geen verwarring meer ontstaan over begrippen als 'bonding' en 'bridging'.
- er moet een aanvullend kwalitatief criterium komen voor de niet-cijfermatig meetbare resultaten van projecten die door de maatschappelijke organisaties worden ingediend.
- een aantal organisaties heeft mogelijk praktische hulp nodig bij het interpreteren en invullen van de jaarplannen.
Onze commissievergaderingen Economisch Domein verlopen sinds het begin in een onprettige sfeer: het antagonisme tussen enkele oppositiepartijen en de coalitie wordt steeds groter en nu ook persoonlijker. Terwijl ik hem als politicus waardeer als iemand met veel ervaring, valt mij met name het gedrag van VVD-collega Jos van Rey erg tegen. Het was mij al eerder opgevallen in een Statendebat, maar tijdens de discussie in de commissie over de vliegtaks deed hij deze keer alsof hij mijn naam niet meer kende (ik zit overigens tegenover hem en mijn naambordje prijkt bijna recht voor zijn neus). 'Ik spreek niet met mijn vijanden', aldus Van Rey kort daarna. Op een gegeven moment stelde hij dat hem het standpunt van de PvdA ook helemaal niet interesseerde. Ik heb hem toen maar gevraagd of het voor hem niet zinvoller was om de vergadering te verlaten zodat de anderen serieus verder konden vergaderen. Hij stond meteen op en vertrok (tijdelijk). Na afloop van de vergadering hoorde ik van verschillende mensen dat ook hen Van Rey's houding behoorlijk was tegengevallen. Jammer, want we bewijzen met dit gedrag onze kiezers geen dienst. We kunnen dan wel oppositie en coalitie zijn en dus verschillende belangen hebben, maar er is geen reden om zaken in het persoonlijke te trekken.Inhoudelijk stonden er twee interessante zaken op de agenda: (1) het CDA had gevraagd of het bestuur en de directie van het vliegveld MAA langs zou kunnen komen om ons te vertellen hoe het vliegveld er voor staat en (2) we moesten beslissen of GS een nieuw zogeheten Innovatiefonds mocht instellen om financieel te participeren in bedrijven die veel aan technische innovatie doen.Mijn constatering ten aanzien van het vliegveld is dat MAA het verhoudingsgewijs goed doet, ondanks de lastige economische ontwikkelingen. De groei (ook dit jaar) zit hem vooral in het vrachtverkeer. Ik zie hierin een natuurlijke niche-ontwikkeling voor MAA: op het passagiervluchtensegment zitten al heel veel spelers in korte nabijheid. Iedereen aast op dezelfde klantengroep en het is logisch dat daar 'echte winnaars' en 'mindere winnaars' tussen zitten. Bij vrachtverkeer zit MAA ten opzichte van Eindhoven, Weeze, Luik en Charleroi echter heel goed, zo blijkt. Verdere sterke groei wordt verwacht op het gebied van kantorenbouw op het vliegveldterrein. Je ziet dit verschijnsel eigenlijk bij alle vliegvelden: met name de technische en innoverende bedrijven willen graag geassocieerd worden met vliegvelden omdat het past bij een zeker imago. Ook Schiphol verdient veel meer met haar vastgoedactiviteiten dan met de afhandeling van het luchtverkeer. In het voorjaar wil MA-directeur komen met een gedetailleerd plan voor een uitbreiding en verbetering van het industrietterrein op MAA.In de discussie over het minder snel stijgende passagiersvervoer, geeft Tindemans aan dat hij hiervoor drie redenen ziet: (1) oneerlijke concurrentie uit Belgie vanwege directe staatssteun die men in Wallonie geeft aan de vliegvelden Luik en Charleroi, (2) oneerlijke concurrentie van vliegveld Eindhoven omdat de kosten voor het vliegveld vrijwel geheel betaald worden door het ministerie van Defensie (Eindhoven is zowel civiel als ook militair vliegveld) en die kosten dus niet doorberekend hoeven te worden, en (3) de vliegtaks.De daarop volgende discussie is heel interessant. Ik geef aan dat voor mij die eerste twee concurrentiepunten erg belangrijk zijn en we met name ten aanzien van de Eindhovense situatie actie zouden moeten ondernemen. Ik vind het niet toelaatbaar dat het civiele vliegveld gewoon kosten kan wegstrepen omdat Defensie (ons belastinggeld) de rekening voor onderhoud dekt.Wat de vliegtaks betreft blijf ik aan mijn eerdere standpunt vasthouden, ditmaal gedekt door cijfers die Tindemans zelf aangeeft. In tegenstelling tot de eerdere vrees blijkt namelijk dat ook het passagiersvervoer in 2008 gewoon is gestegen. Dat die stijging minder was dan aanvankelijk gehoopt hoeft helemaal niet te liggen aan de vliegtaks, maar kan liggen aan de slechtere economische situatie. Er is duidelijk geen vergelijkend onderzoek gedaan met andere (buitenlandse) vliegvelden om te zien of de vliegtaks specifiek voor MAA zorgt voor minder passagiers. Ligt hier misschien een klus voor de provincie om dit eens uit te zoeken?Collega Muijs van de VVD stelt in ieder geval dat ze ziet dat de PvdA eerlijk is en een duidelijk standpunt inneemt. Meteen daarop gaat ze in de aanval tegen het CDA. Immers: in de Tweede Kamer heeft het CDA ook voor de vliegtaks gestemd. In PS lijkt het er nu soms op op alsof het CDA ofwel tegen de vliegtaks is of juist probeert te voorkomen dat ze zich duidelijk erover moet uitspreken. Het CDA probeert Muijs te pareren, maar de antwoorden komen tamelijk zwak en weinig onderbouwd over. Waarom in 's hemelsnaam is het CDA ueberhaupt met dit onderwerp gekomen, vraag ik mij af. Er is geen actuele aanleiding en deze aanval van Muijs hadden ze kilometersver kunnen zien aankomen...In het vervolg van de vergadering praten we over het Innovatiefonds. Dit fonds moet een eigen BV worden met een vermogen van 20 miljoen euro. Het idee is dat de BV zelfstandig kan investeren in Limburgse bedrijven die serieus met technische innovatie bezig zijn. Ze krijgt - mits er ook particuliere investeerders meedoen - aandelen. Op die manier wordt geprobeerd om enerzijds Limburgse innovatie te stimuleren en anderzijds is het een manier van gedeputeerde Vrehen om geld binnen Limburg te houden dat anders als verplichte afdracht naar de landelijke schatkist zou vloeien.Op zich is er niets mis met een Innovatiefonds. Ik had enkele weken daarvoor in het Ipanema-debat al aangegeven dat ik mij zorgen maak dat innoverende bedrijven steeds moeilijker aan geld (van banken) kunnen komen en dat het nodig is dat de provincie hier ondersteunt. Ik zou echter graag zien dat het fonds ook een concrete missie mee krijgt wat betreft het soort innovatie dat we in Limburg willen stimuleren. Ik denk dan met name aan duurzame energie, Cradle-to-Cradle toepassingen en milieutechnologie. Gedeputeerde Vrehen wil daarop echter niet vastgepind worden. Wat hem betreft kan de BV in alles investeren dat de zogeheten Provinciale Versnellingsagenda ondersteunt (twee weken later in het Statendebat blijkt dat hij toch ook de toeristische en andere sectoren voor financiele deelname openstelt, ook al zitten die niet in de Versnellingsagenda. Hierdoor wordt volgens mij 'focus' opgeofferd aan specifieke en/of individuele belangen. Dit zag ik al eerder bij de Versnellingsagenda zelf). Daarmee komen we tot het kernprobleem: wat verstaan wij onder Innovatie? Een gezamenlijke poging om tot een definitie te komen strandt. Vrehen wil er niet aan en verwijst naar een vage en voor uitgebreide interpretatie openstaande definitie in de Statuten van de nieuwe BV. Ik stel vast dat die definitie zo nietszeggend is dat ook gewone incrementele productverbetering al voldoende is om je als bedrijf te kwalificeren voor deelname. Daarmee loopt de BV het risico speelbal te worden van externe belangen die al dan niet hun PR richting de deelname-adviescommissie op orde hebben. Jammer genoeg kunnen we als PS alleen maar onze wensen en bedenkingen over de oprichting van het Innovatiefonds uiten. GS zijn hierin zelfstandig bevoegd. Gelukkig lukt het nog wel om de toezegging te krijgen dat PS driemaal per jaar op de hoogte gesteld wordt van de vorderingen van het Innovatiefonds. Maar dat is het dan ook.