dinsdag 8 april 2008

Commissie Economisch Domein (4 april)

Een stevig debat deze keer binnen de commissie Economisch Domein. Kritisch, maar ook verfrissend! Belangrijkste onderwerp van de dag was de nota Internationalisering. Daarin leggen GS uit op welke manier ze denken om Limburg beter internationaal op de kaart te zetten en beter te verankeren in een aantal economische, sociale en culturele ontwikkelingen in de wijdere regio. De nota was bedoeld als mooi sluitstuk van de eerdere conferentie over hetzelfde onderwerp (in Herzogenrath; zie ook weblog van november 2007).
Voordat ik inga op wat mij aan de nota vooral niet beviel, wil ik in ieder geval opmerken dat ik blij ben dat dit College op zijn minst het onderwerp wil oppakken en in de praktijk brengen. Dat is volgens mij in eerdere perioden niet echt het geval geweest en bleef het bij woorden.

Mijn opmerkingen:
Bij het lezen van het stuk had ik het gevoel dat GS vooral nog maar eens 'de bekende weg' hadden beschreven en een verzameling van op zichzelf losstaande feitjes en activiteiten hadden benoemd. Voor een deel betrof het ook zaken die eigenlijk al in het verleden lagen. In het kaderstellende deel van de nota kwam ik geen duidelijke en ambitieuze visie tegen: hoe gaan we doen waar we het tijdens de genoemde werkconferentie allemaal over eens waren:
* opbouw van een technologisch expertisecentrum (feitelijk een soort industriële praktijk/toepassingsruimte) binnen de driehoek Leuven-Eindhoven-Aken
* ontwikkeling van een technologiegeoriënteerde universiteit in Limburg in nauwe samenwerking met de RWTH
* opzetten van eenvoudige en goed betaalbare werkruimtes voor startende ondernemers in combinatie met de hoogwaardige labvoorzieningen van de Chemelot Campus
* stevige invulling van de EGTS-regeling, waarbij we concreet experimenteren met het vervangen van nationaal door regionaal (de beide Limburgen, regio Luik en NRW) beleid op het gebied van grenswerkers, belasting, vestigingsbeleid etc.

In plaats daarvan werd vooral gesproken over tal van relatief kleine initiatieven zoals de TuL (samenwerking universiteiten Hasselt en Maastricht), het hebben van een enkele gezamenlijke cursus binnen een technische opleiding en een "prettig woon- en leefklimaat" in Limburg. Ik betwijfel sterk of we daarmee een serieuze partner met meerwaarde kunnen vormen in het intellectueel en economisch geweld van de al genoemde drie universiteitssteden.
Hoe belangrijk we het zelf ook mogen vinden, we hebben aan "een prettig woon- en leefklimaat" niet zoveel als ons doel is om voor Limburg hooggekwalificeerd personeel en nieuwe hoogwaardige kennisbedrijven binnen te halen. Uit uitgebreid onderzoek komt telkens naar voren dat afgestudeerden aan een technische universiteit voor het grootste deel een werkplek (of een startplaats van een nieuw bedrijf) zoeken binnen een straal van 10 kilometer rondom hun oude universiteit. Ergo: naast de Hogeschool Zuyd zou er een veel nadrukkelijkere band moeten komen tussen de UM en RWTH, waarbij ook hier in Limburg een van het universitair georiënteerde technologisch onderzoek plaatsvindt. Denk dan aan: experimenteel onderzoek binnen de Chemelot Campus of bij een van de andere grote bedrijven in onze provincie. Wat mij betreft zou de provincie ernaar moeten streven om ook een duidelijke technologiepijler binnen de UM te hebben. Ik had op dit punt duidelijke ideeën van GS verwacht, maar die stonden niet in het stuk.
Hetzelfde gold ook voor de bijgevoegde bestuursopdracht, waar de concrete projecten voor de komende jaren werden benoemd. Los van 'de bekende weg' zag ik vooral doelstellingen die niet of nauwelijks meetbaar waren. Wanneer weet je dan of je moet stoppen of doorgaan? Hoe kunnen PS hierop controleren?

Als PvdA hebben we gedeputeerde Vrehen gevraagd om een aantal - nog zwak geformuleerde - ideeën en projecten duidelijker uit te werken en deze mee te nemen in de plenaire PS-vergadering van 18 april. Inmiddels hebben we zijn antwoorden gehad. Ze zijn een flinke stap in de goede richting, maar ik zie er veel in om als commissie de ontwikkeling van een netwerk-technologieuniversiteit (dus een intensieve en structurele samenwerking tussen RWTH en UM op het gebied van technologieonderzoek) apart als onderwerp op de agenda te zetten.


Overigens vond de vergadering plaats in de gebouwen van de EDC (Bargeterminal) in Born. Na afloop van de vergadering kregen we een rondleiding over het terrein waar containers worden overgeladen van binnenvaartschepen op vrachtwagens. Er is ook een kleine railterminal, maar bij navraag blijkt die slechts beperkte economische waarde te hebben: er wordt weinig overgeslagen en de vraag is er ook niet echt naar. Interessant punt van de de betrokken EDC-directie: de aanleg van een railterminal kun je NOOIT renderend krijgen. De exploitatie daarentegen wel. Wat zoveel wil zeggen als: wil er in Geleen een railterminal gebouwd worden, dan kan dat alleen als de overheid deze financiert, anders is hij economisch niet aantrekkelijk of winstgevend te maken. De mensen van EDC haalden hun schouders op over de geplande (overigens al 8 keer gepland en telkens weer in de ijskast gezet) terminal op Chemelot. Als het echt zo'n prioriteit had, dan stond dat ding er al lang. Maar kijk naar de cijfers en je ziet dat de aantallen laag zijn. Het belangrijkste wapenfeit op dit gebied van de afgelopen jaren is een klein spoorlijntje tussen Born en Stein. Daarmee bouw je nog geen business-case voor een grootschalige railterminal. Ik mag die mannen van het EDC wel...