zaterdag 17 januari 2009

Discussie rondom geplande verkoop van Essent

Sinds juni 2008 houden we ons in de commissie Economisch Domein bezig met de mogelijke verkoop van een onderdeel van Essent. Ik zeg bewust 'onderdeel', omdat dankzij een besluit van de Tweede Kamer twee jaar geleden alle Nederlandse energiebedrijven gesplitst moeten worden in een Netwerkbedrijf en een handels/productiebedrijf. Dit is gebeurd op grond van een Richtlijn van de EU uit 2005 die bedoeld is om de onderlinge concurrentie tussen energie-aanbieders te vergroten. Minister Van der Hoeven en de Tweede Kamer zijn in hun interpretatie van die Richtlijn echter veel verder (zeg maar: extremer) gegaan dan in de ons omringende landen. Onze Nederlandse Splitsingswet (die in de zomer 2009 definitief wordt besloten) zegt dat die splitsing tussen netwerk en handel/productie"volledig" en "onomkeerbaar" moet zijn. Dat is echter niet wat de Europese Richtlijn voorschrijft. De nu lopende discussie in de politiek en de media rondom de verkoop van Essent is een rechtstreeks gevolg van het besluit van de minister en de Kamer.

De provincie Limburg is al sinds jaar en dag mede-eigenaar van Essent. Dat komt nog voort uit de tijd dat het als nutsbedrijf onder overheidsbeheer viel. Als aandeelhouder (Essent is een NV) heeft de provincie net zoveel te zeggen over het dagelijkse werk van Essent als aandeelhouders in andere bedrijven: vrijwel niets. Ietwat gechargeerd gezegd kun je als aandeelhouder hooguit de directie naar huis sturen als je het niet met haar eens bent. Verder heb je als aandeelhouder alleen nog recht op een dividend. En dat dividend is bij Essent behoorlijk: varierend van circa 60 miljoen tot soms wel (incidenteel) 90 miljoen euro per jaar voor de provincie Limburg (16% aandeel). Dat geld vormt een structureel onderdeel van de provinciale begroting.

Alle aandeelhouders van Essent zijn overheden. Het betreft een aantal provincies en een honderdtal gemeenten, waaronder veel Limburgse gemeenten. In juni 2008 kwam de Essent-directie naar de aandeelhouders met de vraag of zij eventueel hun aandelen in de handels/productietak van Essent zouden willen verkopen. Het netwerkbedrijf, waar alle energieleidingen onder vallen, bleef uitdrukkelijk buiten schot, want er was eerder al politiekbreed (nationaal, provinciaal en gemeentelijk) consensus dat het energienetwerk altijd in handen van de overheid moeten blijven. Op die manier wordt gegarandeerd dat situaties als in Californie drie jaar geleden (massale energie-uitval doordat commerciele aanbieders te zwaar op het onderhoud van het netwerk bezuinigd hadden) hier niet kunnen voorkomen. Overigens is de scheiding tussen netwerkbedrijf en handels/productiebedrijf bij Essent al helemaal doorgevoerd. Twee maanden geleden kregen alle klanten al een brief van Essent met daarin de bevestiging van de splitsing. De naam van het netwerkbedrijf is Enexis. Daarmee staat de naam Essent dus nog alleen voor handel (internationaal kopen en verkopen van energie) en productie (beheer van enkele energiecentrales).

Essent heeft een aantal belangrijke argumenten voor een verkoop van de aandelen. De belangrijkste zijn:
  1. Energie wordt steeds duurder en de aanvoer steeds onzekerder. Los van het feit dat de belangrijkste energie-aanbieders (OPEC, Rusland, Venezuela en andere) stelselmatig hun prijzen opvoeren, kunnen onze Europese energiebedrijven er niet meer op aan dat ze ondanks langetermijnafspraken ook daadwerkelijk energie uit die landen krijgen. Het meest recente voorbeeld is de gascrisis 2008/2009, waar Oekraine de aanvoer van gas uit Rusland tijdelijk blokkeerde, met tot gevolg dat in sommige landen van Europa een acute aanvoercrisis ontstond. Wil je voorkomen dat je volledig van een of enkele aanbieders afhankelijk bent, moet je doen aan spreiding. Dat kost veel geld, want die energie komt dan vaak uit gebieden waar de winning erg moeilijk is. Gevolg: hoge inkoopprijzen. Dit kun je alleen compenseren door 'in het groot' in te kopen. Echter, Essent is hiervoor veel te klein. Ze heeft in haar eentje noch de markt, noch het geld om van de noodzakelijke 'groothandelsprijzen' te profiteren.
  2. Onderzoek en investeren in energie-opwekking kost steeds meer kapitaal. Dat geldt zowel voor de bouw en het onderhoud van traditionele kolen- en olie/gascentrales als ook voor onderzoek naar en investeringen in alternatieve en groene energie. Technische oplossingen zijn beschermd en eigendom van een paar spelers. Anderen kunnen daar niet aankomen of alleen tegen hoge licentiekosten die vervolgens ook weer middels tariefsverhogingen aan klanten terugverdiend moeten worden. Het gevolg is een steeds ongunstigere concurrentiepositie. Het alternatief is dat je deel uit gaat maken van een concern dat wel geld heeft om dit soort grootschalig onderzoek en investeringen te plegen.

Beide genoemde argumenten hebben te maken met de noodzaak tot schaalvergroting. Als de aandeelhouders niet zouden willen verkopen, kan Essent op termijn de concurrentiestrijd alleen volhouden als de huidige aandeelhouders extra in het bedrijf gaan investeren. En daarover zijn de aandeelhouders het eens: de provincies hebben ook andere belangrijke taken (denk aan: jeugdzorg, infrastructuur, economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening) en het zou maatschappelijk onverantwoord zijn om nu grote sommen geld in de uitbreidingsstrategie van Essent te steken. Ten overvloede: een slechtere concurrentiepositie van Essent betekent op termijn dat het jaarlijkse dividend omlaag gaat. Aangezien het dividend vast onderdeel is van de provinciale begroting, komt dit erop neer dat er ook steeds minder geld beschikbaar zou zijn voor die andere maatschappelijke taken. Als PvdA-fractie moeten we dan ook het risico van verkoop van Essent afwegen tegenover mogelijk lagere dividenden en dus minder ruimte voor het betalen van al die zaken die we voor onze Limburgse burgers belangrijk vinden.

In juni 2008 hebben we als Provinciale Staten toestemming gegeven aan Essent om naar buitenlandse partijen te zoeken. Dit gebeurde nadat we een aantal alternatieven uitvoerig hebben onderzocht, waaronder de mogelijkheid tot een fusie met Nuon en de overname van aandelen door het Rijk. Geen van beide bleek mogelijk of haalbaar. We hebben de Essentdirectie toen een aantal criteria meegegeven die voor ons belangrijk zijn als toetsteen om ook echt te willen verkopen, waaronder criteria op het gebied van duurzaamheid en alternatieve energiewinning. Uiteindelijk is daar RWE uitgekomen. Persoonlijk vind ik dat geen verrassende keuze, omdat Essent voor haar eigen verdere ontwikkeling alleen gebaat is bij het samengaan met een bedrijf dat qua geografie, demografie, consumentenmarkt, technologie en werkwijze in haar verlengde ligt. Overname door een bedrijf dat ver afstaat van de dagelijkse praktijk van Essent, is een strategie die - naar mijn mening - te grote kans biedt op mislukking en daar heeft niemand wat aan. Het hoofdkantoor van RWE staat in Essen en het bedrijf heeft een grote energiecentrale op nog geen 30 km van Heerlen vandaan. Het bedrijf is het op een na grootste energiebedrijf in Duitsland en is ook actief in andere Europese landen, waaronder Engeland (eveneens een overname). RWE is ongeveer 10x zo groot als Essent.

De afgelopen dagen heeft de PvdA Tweede Kamerfractie, met Diedrick Samsom voorop, publiekelijk gezegd dat de verkoop aan RWE voorbarig is. Ik vind Samsom's argumenten twijfelachtig en ze geven volgens mij blijk van een behoorlijke informatieachterstand (wie hierover meer wil weten moet het fractiestandpunt op de gewestelijke website lezen. De link staat onderaan dit artikel). Het is jammer dat hij niet de moeite heeft genomen om zich vooraf goed te informeren zodat de misvattingen snel uit de weg geruimd hadden kunnen worden, want nu kan bij het grote publiek - en met name bij de klanten van Essent - onzekerheid ontstaan. Onzekerheid over de leveringszekerheid, over de prijzen, over de toekomst van de Essent arbeidsplaatsen of de toekomstige investeringen in groene energie. En dat was niet nodig. Erger nog vind ik dat Samsom met zijn actie de indruk wekt dat de gezamenlijke provincies, de eigen PvdA-gedeputeerden, Statenleden, wethouders en raadsleden met de bijbehorende ambtelijke apparaten niet competent zijn of het 'gewoon niet snappen'. En dat is pertinent niet het geval! Volgens mij is het nog steeds zo dat de Minister en de Kamer met hun verregaande interpretatie van de Europese Richtlijn zelf (!) de huidige situatie veroorzaakt hebben en - en dat heeft Samsom in ieder geval wel duidelijk begrepen - de Tweede Kamer niet over de verkoop gaat.

Nog is er niets verkocht. Vooropgesteld dat we in de komende weken en maanden nog een flink aantal antwoorden en toezeggingen op het gebied van werkgelegenheid, duurzaamheid en investeringsplannen krijgen, kan er pas verkocht worden als in de zomer de Kamer de Splitsingswet definitief besluit. Ik vind dat het voor de ondernemersgeest en visie van Essentdirectie spreekt, dat zij zich daar zo snel als mogelijk op wil voorbereiden, om meteen na de zomer dit concurrentievoordeel ('first user-voordeel') te benutten.

Wie ons uitgebreide fractiestandpunt wil weten, kan terecht op de website van de gewestelijke PvdA-website. Daar staat ook meer geschreven over wat we met de opbrengst van de verkoop zouden willen gaan doen. Daarbij staat voor mij een ding voorop: de hoofdsom wordt veilig weggezet en alleen de renteopbrengst wordt in de provinciale begroting verwerkt. Op die manier garanderen we dat ook toekomstige generaties kunnen blijven profiteren. Voor het fractiestandpunt op de gewestelijke website, klik hier.